Wat is dyslexie?

Leer dyslexie beter kennen en start de ondersteuning meteen op!

Infofiche

Leerlingen met dyslexie vertonen opvallende en blijvende moeilijkheden met lezen en spelling. De fouten die zij maken, lijken op verstrooidheidsfouten.

 

Bijvoorbeeld: ‘kineren’ in plaats van ‘kinderen’ schrijven. Zij lezen hun vragen dikwijls verkeerd en antwoorden dan ook fout of onvolledig. Bij vreemde talen geeft dit heel wat problemen.

Mogelijke zwakke kanten

aandacht en concentratie
concentratieproblemen
▢ verhoogde afleidbaarheid
▢ vergeetachtigheid en verstrooidheid 

oriëntatie in tijd en ruimte
▢ moeilijk kloklezen
▢ zwak gevoel voor tijd en ordening in tijd
▢ weg vinden, begrippen links, rechts, voor, na, boven en onder zijn moeilijk

motorische vaardigheden
▢ moeizaam en moeilijk leesbaar geschrift
▢ onhandigheid

geheugen 
▢ problemen met onthouden van losse, op zichzelf staande gegevens
▢ problemen met complexe opdrachten
▢ afspraken en spullen vergeten

sociale vaardigheden
▢ weinig zelfvertrouwen, emotionele of sociale problemen, gedragsproblemen

Mogelijke sterke kanten

geheugen
▢ uitstekend lange termijngeheugen als het gaat om ervaringen, locaties en gezichten

creatief problemen oplossen
▢ meerdere aspecten van een probleem tegelijk zien
▢ levendige verbeelding
▢ creatief in het bedenken van oplossingen 
▢ aanleg voor kunst, drama, muziek, sport, verhalen vertellen, verkopen, zaken doen, ontwerpen, bouw of techniek

visueel-analytische vaardigheden
▢ snel zien hoe iets (bijvoorbeeld een gebouw of een wiskundig probleem) is opgebouwd, hoe het in elkaar zit
▢ een groot geheel makkelijk opsplitsen in de delen waaruit het is opgebouwd

ruimtelijke vaardigheden
▢ sterk in driedimensionaal denken (een voorwerp dat ze maar van één kant zien, als het ware in hun hoofd van alle kanten bekijken)

sociale vaardigheden
▢ begrip voor problemen van anderen
▢ Groot doorzettingsvermogen

Wat moet je doen en wat niet?

DO’S

accepteren
Aanvaard dat de leerling een probleem heeft en toon je begrip. Laat voelen dat je gelooft in de leerling. 

stimuleren en begeleiding
 Motiveer en leg nadruk op talenten!
 Structureer de leerstof en het leergedrag.
 Leer kernwoorden markeren. Vat de hoofdzaken samen.
 Gebruik heldere taal en geef duidelijke opdrachten!
 Varieer in visuele, motorische, auditieve aanbieding.
 Doe aan ‘preteaching’.
 Leer de leerling ‘hulp’ te vragen.
 Controleer regelmatig de agenda.
 Gebruik overzichtelijke teksten (let op contrast, lettertype en interlinie, duidelijke alinea’s, besluit bovenaan en op één pagina).
 Stimuleer ‘herhalen’. (Spreiden bvb. woordenschat leren in agenda over verschillende dagen.)
 Gebruik bij woorden en teksten afbeeldingen of tekeningen.

compenseren
 Sta alle hulpmiddelen toe die de ‘zelfredzaamheid’ vergroten. Laptop, rekenmachine, strategiekaarten.
 Stimuleer gebruik van software en overhoorprogramma’s.
 Woordenboeken op cd-rom gebruiken.
 Leer werken met tekstverwerking en spellingcontrole.
 Geef meer tijd (min. 30%) bij toetsen.
 Lees opdrachten voor, overhoor mondeling.
 Schema’s en geheugensteuntjes bieden.
 Bied instructie stap voor stap aan.
 Vraag ingesproken boeken (= ADIBoeken).

dispenseren (vrijstellen)
 Geef vrijstelling van bepaalde eisen, bijvoorbeeld: ‘geen spellingfouten tellen’.
 Laat minder oefeningen maken.

DON’TS

begeleiding en aanpak
 Spellingfouten aanrekenen.
 Veel tekst laten overschrijven van het bord.
 Onvoorbereid hardop laten lezen.
 Meerdere opdrachten tegelijk geven.
 Lange schrijfopdrachten geven.
 Grote toetsen kort van tevoren aankondigen.
 Alleen schriftelijk overhoren.
 Dictees laten meedoen ver boven het niveau.
 Toetsen laten leren uit schriften of nota’s die niet gecorrigeerd zijn.

taalgebruik
 Lange en complexe instructies geven.
 De leerstof alleen uitleggen in de vreemde taal. Zo weet de leerling gegarandeerd niet wat hij moet kennen.
 Zeggen of schrijven: ‘Je hebt niet geleerd’. Wel: vraag hoe hij of zij iets gedaan of geleerd heeft.

gedrag
 Zware sancties stellen als de leerling te laat komt of iets vergeten is.
 Verwachten dat de leerling zelfstandig kan plannen.
 De leerling vergelijken met zijn klasgenoten.

materiaal
 Teksten met onoverzichtelijke lay-out.
 Een onduidelijke kopie geven.
 Geschreven opgaven of toetsen. Wel: ‘getypt en overzichtelijk’.
 Cursus met veel losse bladen en in verschillende mappen.

Lezen zoals op Eureka

Opleiding lezen
Begrijpend lezen stimuleren

Langdurige opleiding:
Taalcoach

Voorleessoftware en digitale schoolboeken:
Eureka ADIBib

 Spellen zoals op Eureka

Opleiding spelling en taal:
1ste tot 3de leerjaar
Werken aan spelling & taal

Publicaties:
Als Spelling een Kwelling Is:
Deel 1 of Deel 2
bijhorende werkboeken

Online cursus:
Verenkelen en verdubbelen met de dokola-regel

Lezen zoals op Eureka

Opleiding lezen
Begrijpend lezen stimuleren

Langdurige opleiding:
Taalcoach

Voorleessoftware en digitale schoolboeken:
Eureka ADIBib

 Spellen zoals op Eureka

Opleiding spelling en taal:
1ste tot 3de leerjaar
Werken aan spelling & taal

Publicaties:
Als Spelling een Kwelling Is:
Deel 1 of Deel 2
bijhorende werkboeken

Online cursus:
Verenkelen en verdubbelen met de dokola-regel

Vakken die problemen kunnen geven

Vakken die problemen kunnen geven:

  • Talen: Opdrachten niet verstaan, moeite met spraakkunst
  • Rekenen/wiskunde: Moeite met nieuwe leerstof en algoritmen
  • Plastische en lichaamelijke opvoeding, muziek: Weinig verbeelding, nood aan extra structuur
  • Examens en toetsen: Blokkeren, de helft niet oplossen, psychosomatische klachten

Dyslexie uitgelegd

Bij dyslexie gaat lezen, spellen en soms ook het schrijven traag, met veel fouten en/of te moeizaam. Dit valt op als je vergelijkt met leerlingen met een vergelijkbare intelligentie en leeftijd. 

Dyslexie betekent: het lezen gaat niet vanzelf. 
– Dys = het gaat niet vanzelf, beperkt
– Lexis = lezen en taal

Wanneer heb je dyslexie? Samengevat:
– Het probleem is hardnekkig: ook al heb je het opnieuw en opnieuw en opnieuw geprobeerd, het lezen blijft moeizaam.
– Opvallende achterstand: het lezen/spellen gaat opvallend slechter dan andere taken/vaardigheden.
– Niet te verklaren: de achterstand komt niet door bijvoorbeeld langdurig ziek te zijn.

Je kan de woorden niet vlot lezen, dit omdat het technisch lezen moeilijk gaat. Doordat je de woorden niet vlot kan lezen krijg je het begrip en de betekenis van de tekst niet binnen. Met compenserende hulpmiddelen zoals een computer kan je al ongelooflijk veel talenten stimuleren. Dit doordat het mankement het moeilijk lezen kan opvangen.

Veelgestelde vragen

Wat is dyslexie?

Dyslexie: betekent letterlijk het zeer moeizaam leren lezen, ondanks goede aanpak en zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak.

Dysorthografie: betekent letterlijk het moeilijk kunnen leren spellen/foutloos schrijven, ondanks goede aanpak en zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak.

Dyslexie en dysorthografie komen meestal samen voor en worden dan ook dikwijls in één adem genoemd. Eigenlijk wordt de term dysorthografie niet vaak meer gebruikt en worden de ernstige spellingproblemen ook gevat onder de noemer dyslexie. We gebruiken voortaan enkel het woord ‘dyslexie’ om beide aan te duiden.

Waar komen de termen dyslexie en dysorthografie vandaan?

In de termen dyslexie en dysorthografie herkent men vier woorddeeltjes. Ze stammen alle vier uit het (oude) Grieks.

    • Het voorvoegsel ‘dys-‘ wordt gebruikt in samenstellingen om alles aan te duiden wat niet goed gaat, wat moeizaam loopt, wat zwaar en traag verloopt.

    • Het woorddeel ‘-lexie’ komt van ‘lexicon’ en verwijst naar alles wat met woorden te maken heeft.

Dyslexie betekent dus: moeite hebben met woorden, moeilijk lezen en/of schrijven.

    • ‘Ortho-‘ komt van orthos’ en geeft aan wat recht is, wat goed is, wat overeind blijft.

    • Het woorddeel ‘-grafie’ tenslotte is afgeleid van ‘graphein’ en betekent schrijven.

Dysorthografie betekent dus: niet goed kunnen schrijven.

Is dyslexie een leerprobleem of een leerstoornis?

Dyslexie is een leerstoornis of een primair leerprobleem. Dit betekent dat dyslexie niet veroorzaakt wordt door factoren in het onderwijs of door een ander onderliggend probleem bij het kind. De oorzaak van deze leerstoornis is te zoeken in de specifieke vaardigheden die het kind nodig heeft om te leren lezen en spellen. Deskundigen vermoeden dat de oorzaak gelegen is in problemen bij het verwerken van taalklanken (fonologische verwerking). Deze problemen zijn aangeboren en vaak ook erfelijk. Bovendien zijn ze ook zeer hardnekkig. Dyslexie gaat dus niet over, maar je kan er wel goed leren mee omgaan. Adequate hulp zo vroeg mogelijk in de leesontwikkeling is daarbij zeer belangrijk.

Wanneer heeft iemand dyslexie?

Men spreekt van dyslexie als er voldaan wordt aan drie criteria:

1.  Achterstandscriterium

Er is een ernstige achterstand bij de automatisering van de specifieke basisvaardigheden lezen en/of spellen. De vorderingen van de lees- en spellingvaardigheden van het kind worden vergeleken met wat men normaal van het kind kan verwachten op die leeftijd én na zoveel weken, maanden, jaren les in lezen en spellen.

2.  Hardnekkigheidscriterium

Het probleem is hardnekkig en blijft bestaan, ook wanneer het kind passende remediërende instructie en oefening krijgt.

3.  Exclusiviteitscriterium

Andere problemen mogen de vastgestelde hardnekkige achterstand niet volledig verklaren. Ze kunnen wel samen voorkomen. Daarom gaat men parallel onderzoeken of er geen andere problemen (mede) oorzaak zijn van de achterstand en de hardnekkigheid. Deze bijkomende problemen kunnen dus aanwezig zijn, maar mogen niet volledig de lees- en spellingproblemen verklaren om van dyslexie te spreken.

Meer weten? Ontdek ons diagnostisch centrum!

Op welke signalen kunnen we letten?

1. Leesproblemen
Kinderen met dyslexie moeten vaak nadenken over de koppeling tussen het letterteken en de klank. Ze lezen dus trager dan normale lezers.

Meestal merk je dyslexie pas op als het kind luidop leest. Het kind leest onnauwkeurig en blijft hardnekkige letters verwarren. Verder heeft het kind veel problemen met het lezen van een ander schrift (v.b. handschrift of cursief schrift). Dit heeft als gevolg dat lezen erg vermoeiend is voor het kind en het dus niet lang aan een stuk kan lezen.

Deze problemen met de leestechniek zijn zowel een rem voor de schoolactiviteiten als het leven buiten de school.

2. Spellingproblemen

Bij spelling keren we de zaken om. Het kind hoort een woord en moet die klanken omzetten in symbolen op papier. Kinderen met dyslexie kunnen niet onthouden hoe je woorden schrijft, ook al oefen je die dikwijls in. Ook zal het kind voortdurend twijfelen aan woorden en zichzelf verbeteren, wat vaak voor een knoeiboel zorgt. Schrijven en denken gaan vaak dus niet samen, waardoor het kind te traag werkt.

Kinderen met dyslexie hebben het ook moeilijk met:

    • foutloos overschrijven van het bord

    • het volgen bij dictees of bij het noteren

    • netjes schrijven, ze hebben vaak een slordig geschrift

Dit alles met onvolledige nota’s als gevolg.

Bestaat er een test om dyslexie vast te stellen?

Eigenlijk niet. Er bestaan wel testen om uit een grote groep leerlingen die kinderen te halen die tot de risicogroep behoren. Scholen volgen kinderen nauwgezet op. Ze gebruiken voor lezen en spellen een leerlingvolgsysteem. Er worden verschillende zaken bij het kind getoetst met diverse testen zoals:

    • leessnelheid met de 1- of 3-minutentoets,

    • leesniveau met de AVI-proeven,

    • LVS woord– en zinnendictee

De kinderen die laag scoren kunnen dan verder onderzocht worden.

Wie mag dyslexie vaststellen?

Bij vermoeden van dyslexie worden de kinderen uit de risicogroep doorverwezen naar het CLB of naar gelijkaardige externe diensten.

Dit vraagt ervaring in het observeren en systematiek in het onderzoek.

Ook wij doen diagnoses! Ontdek ons diagnostisch centrum.

Vanaf welke leeftijd kan je signalen herkennen?

Soms zijn er reeds bij kleuters signalen die men best goed in het oog houdt.

Als kinderen

    • niet veel woorden kennen,

    • niet goed stukjes in woorden kunnen horen (fonemisch bewustzijn),

    • de namen van de kleuren of van de klasgenootjes niet kunnen onthouden,

    • problemen hebben met het zien van kleine verschillen,

    • problemen hebben met het snel benoemen van prenten,

kunnen leerkrachten best waakzaam zijn.

Bij kleuters spreek je echter nog niet over dyslexie. Het leren lezen begint immers pas vanaf het 1e leerjaar. Toch kan je al starten met ondersteunende maatregelen.

Waarom aarzelt men soms om de diagnose dyslexie uit te spreken?

1. Dyslexie is een restdiagnose.

Dit wil zeggen dat men deze term slechts gebruikt als alle andere mogelijke verklaringen voor de leesachterstand zijn uitgesloten.

2. Echt vlot leren lezen en correct schrijven vraagt tijd.

Daarvoor dienen het 1e en 2e leerjaar in de lagere school. Pas eind 2e leerjaar of begin 3e leerjaar kan men echt met zekerheid aan de diagnose dyslexie gaan denken.

3. Achterstand blijft ondanks goede ondersteuning.

De school moet goede basiszorg voorzien met redelijke aanpassingen waar nodig, inclusief remediërende leerhulp. Wanneer na 6 maanden individuele remediëring de problematiek niet voldoende afneemt, dan spreken we van dyslexie.

4. Sommige kinderen compenseren.

Ze botsen pas op latere leeftijd op hun grenzen.

Komt dyslexie vaak voor?

Grofweg 5 à 7% van de leerlingen van een gewone school heeft dyslexie. Let op: niet elk leesprobleem is te wijten aan dyslexie!

Moet men wachten op deze diagnose om iets te doen?

Uiteraard niet. Wanneer men bij een kind een vertraging of een achterstand in het leren lezen bemerkt, dan is het net de opdracht van de leerkracht om met alle middelen dit kind te helpen. Dat is leerzorg en behoort tot de normale opdracht van elke school.

Als blijkt dat de gewone remediërende ingrepen niet helpen, dan moet men verder gaan en het kind gericht laten onderzoeken. Het CLB is hiervoor het eerste aanspreekpunt. Zij hebben trouwens ook een opdracht in het begeleiden van de leerkracht die met het kind werkt.

Kan men dyslexie behandelen?

Dyslexie is geen ziekte. Je kan het niet krijgen zoals je een longontsteking oploopt. En je kan er dus ook niet van genezen. In die zin kan men niet spreken van therapie. Behandeling is het juiste woord. Deze behandeling is niet alleen nodig, maar doet ook vaak wonderen in verband met de ontwikkeling en de ontplooiing van het kind.

Vanaf welke leeftijd kan je signalen herkennen?

Zo snel mogelijk: dankzij de efficiënte screeningsinstrumenten is dit reeds mogelijk van kleuterleeftijd. Hoe sneller hoe liever.

Hoe kan de school helpen?

Het onderwijsbeleid zorgt voor een gestructureerde aanpak van de zorg op school voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Via het M-decreet (decreet van 21 maart 2014) werden de grote lijnen uitgezet om het onderwijs meer inclusief te maken. We geven hier de grote lijnen mee. Bron: http://onderwijs.vlaanderen.be/nl/grote-lijnen-van-het-mdecreet#Redelijke_aanpassingen

Er wordt momenteel hard gewerkt aan het nieuwe ‘leersteundecreet’. Meer informatie hierover volgt nog!

A. Zorgcontinuüm

Het M-decreet stelt dat het de taak van de school is om een zorgcontinuüm uit te bouwen. Het gaat om een zorgbeleid waarin de school 3 fases doorloopt om samen met het CLB en de ouders zo goed mogelijk voor de leerlingen te zorgen:

    1. Brede basiszorg: vanuit een visie op zorg biedt de school alle leerlingen een krachtige leeromgeving aan. De school stimuleert zoveel mogelijk de ontwikkeling van alle leerlingen, volgt hen systematisch op en werkt actief aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren.

    1. Verhoogde zorg: de school neemt extra maatregelen (zoals remediëren, differentiëren, compenseren en dispenseren) die ervoor zorgen dat de leerling het gemeenschappelijk curriculum kan blijven volgen.

    1. Uitbreiding van zorg: het CLB krijgt een actieve rol en onderzoekt wat de leerling, de leraren en de ouders kunnen doen en wat ze nodig hebben. Het CLB stelt nadien eventueel een gemotiveerd verslag op, waarin het de nood aan uitbreiding van zorg motiveert.

B. Handelingsgericht werken (HGW)

De school streeft naar kwaliteitsvol onderwijs en doeltreffende leerlingenbegeleiding.

HGW heeft 7 uitgangspunten:

    1. De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal. De leerkracht, de school vraagt zich af wat de leerling nodig heeft om doelen te bereiken.

    1. Afstemming en wisselwerking tussen leerlingen, leerkrachten, ouders en de school verbetert de aanpak.

    1. De leerkracht speelt een belangrijke rol bij de positieve ontwikkeling van de leerling.

    1. De focus ligt op de positieve aspecten van leerlingen, leerkrachten, de school en de ouders. Dat neem je mee in het plan van aanpak.

    1. Samenwerken met leerlingen, leerkrachten, de school en de ouders is noodzakelijk.

    1. De school formuleert doelen en bekijkt wat er nodig is om die doelen te bereiken.

    1. De leerkracht werkt systematisch, in stappen en transparant.

C. Redelijke aanpassingen

Redelijke aanpassingen doorvoeren is volgens het M-decreet ook een taak van de school.

Een redelijke aanpassing neemt de drempels weg waarmee leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te maken krijgen in een normale schoolomgeving. Zo kunnen die leerlingen de lessen volgen en zich optimaal ontwikkelen.

Dat sluit aan bij het principe van Universal Design for Learning (UDL): de leerstof aanbieden op een manier die toegankelijk is voor een diverse leerlingenpopulatie door te variëren in bijvoorbeeld materialen, methoden en evaluatie.

Er bestaat geen lijst van wat ‘redelijk’ is en wat niet. Die afweging maakt je school voor elke leerling apart.

Redelijke aanpassingen kunnen bestaan uit:

    • stimulerende maatregelen: aanmoedigen, motiveren en relativeren

    • compenserende maatregelen: door zaken op een andere manier te laten doen en door hulpmiddelen aan te reiken, bv. een laptop toelaten

    • remediërende maatregelen: leerlingen individueel helpen

    • differentiërende maatregelen: leerstof en lesaanpak variëren

    • dispenserende maatregelen: vrijstellingen van onderdelen van het curriculum toelaten

Bij de beoordeling van de redelijkheid van de aanpassing, kan je school onder meer rekening houden met

    • de kostprijs van de aanpassing;

    • de impact die de aanpassing heeft op de school- en klasorganisatie;

    • hoe lang en hoe vaak de leerling van de aanpassing gebruik kan maken;

    • de gevolgen van de aanpassing voor de levenskwaliteit van de leerling;

    • de gevolgen van de aanpassing voor de omgeving en andere leerlingen;

    • het al dan niet ontbreken van gelijkwaardige alternatieven.

Hoe kan je als ouder helpen?

Een ouder is in de eerste plaats ouder en geen leerkracht. Tijd maken om samen te ontspannen en de ouder–kind-relatie te bevorderen is dus de boodschap. Doe dus ook andere leuke dingen met je kind en praat niet de hele tijd over school.

Probeer zelf zoveel mogelijk te weten te komen over dyslexie. Dit kan door er veel over te lezen of je aan te sluiten bij zelfhulpgroepen.

Zoek indien nodig gespecialiseerde hulp voor je kind. Niet alleen voor de studies maar ook voor het welbevinden. Zorg dat je kind een goede uitleg krijgt over wat dyslexie nu juist is, zonder het te problematiseren. Bespreek met het kind mogelijke ondersteuningsmaatregelen.

Een kind dat wel goed in zijn vel zit, zal meer zelfvertrouwen hebben:

    • Geloof in je kind, stimuleer je kind. Leg geen druk op je kind. Kijk naar de talenten.

    • Beloon je kind voor de inzet, eerder dan voor de resultaten.

Zorg voor goede contacten met de school, ga mee in constructief overleg.

Indien er toch problemen zijn, kan je ook de raad en de steun vragen aan organisaties als:

Ontdek onze vormingen

Doelgroep
Leeftijdsgroep
Leeftijden
Vakken
Thema's
Thema's